Van de verhoging van de vaste voet van de bpm tot het vervallen van de bpm-vrijstelling voor de bestelauto en de korting op de motorrijtuigbelasting voor emissievrije auto’s. Ook op het gebied van vervoer brengt het Belastingplan 2025 de nodige wijzigingen en gevolgen met zich mee. Lees hier waar u op moet letten.
6.1 Verlenging accijnsverlaging voor brandstof
De verlaging van de accijns op benzine, diesel en LPG die sinds 1 juli 2023 van kracht is, wordt verlengd tot eind 2025. Oorspronkelijk zou deze maatregel gelden tot 31 december 2024. Dit betekent dat automobilisten en bedrijven nog een extra jaar kunnen profiteren van lagere brandstofkosten. Vanaf 2026 komt deze accijnsverlaging volledig te vervallen.
6.2 Vervallen naheffing en teruggaaf veraccijnsde voorraad brandstof
De regeling voor de naheffing en teruggaaf van accijns op de voorraad brandstof wordt afgeschaft. Deze regeling is van toepassing bij wijzigingen in de accijnstarieven en werd in het verleden al vaak niet van toepassing verklaard vanwege onuitvoerbaarheid.
In het Hoofdlijnenakkoord is voorgesteld dat het gebruik van rode diesel in de landbouw opnieuw zou worden toegestaan. Toch is de herinvoering van rode diesel niet opgenomen in de huidige voorstellen.
De bpm (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) is opgebouwd uit twee delen: een vast bedrag (ook wel voet genoemd) en een variabel bedrag dat gebaseerd is op de CO2-uitstoot van het voertuig. Vanaf 2025 wordt de vaste voet van de bpm verhoogd met € 200.
6.5 Afschaffing speciaal bpm-tarief plug-in-hybrids
Vanaf 1 januari 2025 wordt de aparte bpm-tariefstructuur voor plug-inhybride voertuigen (PHEV’s) afgeschaft. PHEV’s vallen dan onder de reguliere bpm-tabel, met lagere tarieven per gram CO2-uitstoot. Dit komt doordat de CO2-uitstoot van PHEV’s door nieuwe Europese richtlijnen realistischer gemeten wordt. Hoewel dit in eerste instantie kan leiden tot een lagere bpm voor sommige PHEV’s, stijgt dit juist wanneer nieuwe voertuigen met een hogere CO2-uitstoot worden ingevoerd.
Deze wijziging leidt tot een stijging van de bpm met ongeveer € 1.300 tot € 7.600 per voertuig. In 2027 wordt een verdere CO2-uitstootstijging verwacht, wat kan leiden tot een bpm van ongeveer € 15.000 per voertuig.
6.6 Invoering tijdelijke tariefskorting mrb emissievrije personenauto’s
Emissievrije auto’s (volledig elektrisch of waterstof gedreven) zijn vanaf 2025 niet meer volledig vrijgesteld voor de motorrijtuigbelasting. Er geldt een tariefkorting van 75% op de reguliere motorrijtuigenbelasting. Vanaf 2026 zou deze tariefkorting verdwijnen. Voorgesteld is nu echter om vanaf 2026 een tariefskorting van 25% op de motorrijtuigbelasting in tee voeren. Deze korting vervalt volledig in 2030. Het tarief voor emissievrije auto’s wordt dan gelijk aan dat van conventionele voertuigen.
6.7 Bpm-vrijstelling bestelauto’s
Vanaf 1 januari 2025 wordt de bpm-vrijstelling voor bestelauto’s afgeschaft. Bestelauto’s worden dan belast op basis van hun CO2-uitstoot, net zoals personenauto’s. Dit betekent dat bestelauto’s met een hogere CO2-uitstoot ook hogere bpm-kosten hebben, terwijl emissievrije bestelauto’s nog steeds vrijgesteld zijn van bpm.
6.8 Definities voortuigen voor belastingen verduidelijkt
In Nederland zijn de voertuigdefinities voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en de motorrijtuigenbelasting soms afwijkend van de definities in het kentekenregister. Dit kan leiden tot verwarring en onnauwkeurigheden bij de belastingheffing. Daarom worden de definities in de bpm en motorrijtuigenbelasting vanaf 2027 gelijkgetrokken met de officiële registratie in het kentekenregister.