4. TIPS VOOR WERKGEVERS
4.1 Anticipeer op 12% extra belasting fossiele auto van de zaak
Werkgevers gaan vanaf 1 januari 2027 extra belasting betalen, een zogenaamde pseudo-eindheffing, als ze een fossiele auto van de zaak aan hun werknemer ook voor privégebruik ter beschikking stellen.
Let op!
Ook woon-werkverkeer telt voor deze belasting als privégebruik, zelfs met een verklaring ‘Geen privégebruik auto’. Bovendien geldt geen grens van 500 km.
De extra belasting bedraagt 12% over de cataloguswaarde, bij auto’s ouder dan 25 jaar 12% over de marktwaarde. U als werkgever betaalt de pseudo-eindheffing en u mag deze niet doorbelasten aan de werknemer. De eigen bijdrage van de werknemer telt niet mee voor de bepaling van de pseudo-eindheffing.
Lopende lease- en koopcontracten vallen nog onder een overgangsperiode, maar vanaf 1 januari 2027 moet u rekening houden met extra kosten bij nieuwe contracten.
De regeling geldt niet voor:
Tip!
Overweeg vóór 2027 nog fossiele auto’s voor het eerst ter beschikking te stellen of juist te kiezen voor emissievrije auto’s. Overweeg dit ook als u nu of in de toekomst een leasecontract gaat afsluiten met een looptijd van vijf jaar.
Ook woon-werkverkeer telt voor deze belasting als privégebruik, zelfs met een verklaring ‘Geen privégebruik auto’. Bovendien geldt geen grens van 500 km.
Tip!
Veel leasecontracten kennen een looptijd van vijf jaar. Vandaar dat de overgangsregeling ook maximaal vijf jaar geldt vanaf Prinsjesdag 2025. Het is dus zaak om snel in actie te komen, want nieuwe leasecontracten kunnen er vanaf 17 september 2030 al door worden geraakt.
Let op!
De overgangsregeling volgt de auto. Stelde u een auto al vóór 1 januari 2027 ter beschikking aan een werknemer, dan is de overgangsregeling van toepassing op iedere werknemer die de auto vanaf 1 januari 2027 gebruikt (tot uiterlijk 16 september 2030). Anderzijds, als een werknemer vanaf 1 januari 2027 van baan wisselt en de auto ‘meeneemt’, is de overgangsregeling niet van toepassing.
Veel leasecontracten kennen een looptijd van vijf jaar. Vandaar dat de overgangsregeling ook maximaal vijf jaar geldt vanaf Prinsjesdag 2025. Het is dus zaak om snel in actie te komen, want nieuwe leasecontracten kunnen er vanaf 17 september 2030 al door worden geraakt.
4.2 Handhaving op schijnzelfstandigheid
Op 1 mei 2016 is de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie (Wet DBA) ingevoerd. Deze wet regelde het afschaffen van de zekerheid die daarvoor kon worden verkregen door middel van een Verklaring Arbeidsrelatie. Sindsdien moet het wel of niet bestaan van een dienstbetrekking weer volledig worden getoetst aan wetgeving en jurisprudentie. De Belastingdienst is vanaf 1 januari 2025 weer gaan handhaven op schijnzelfstandigheid.
Vanaf 2026 kunnen er ook weer boetes worden opgelegd, ook wanneer er geen sprake is van opzet of ‘kwade trouw’. Er is sprake van schijnzelfstandigheid als een zelfstandige (zzp’er) in de praktijk verkapt in dienst is bij een opdrachtgever.
Daarnaast beoordeelt de Belastingdienst vanaf 6 september 2024 geen nieuwe modelovereenkomsten meer. Bestaande overeenkomsten verlengt de Belastingdienst niet meer. Bestaande modelovereenkomsten worden gedurende de resterende looptijd gerespecteerd. De zekerheid die aan modelovereenkomsten kan worden ontleend, is als gevolg van rechterlijke uitspraken echter afgenomen. Het gaat bij de beoordeling van een arbeidsrelatie – nog meer dan voorheen – over de wijze waarop de arbeid in de praktijk wordt uitgevoerd en veel minder over hoe men dat op papier heeft gezet.
Er is inmiddels een nieuw wetsvoorstel ingediend, de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties (VBAR). Met de invoering van de VBAR hoopt de wetgever meer duidelijkheid te creëren wanneer sprake is van schijnzelfstandigheid en wanneer niet.
Volgens het wetsvoorstel moet u twee hoofdelementen tegen elkaar afwegen:
Zijn beide elementen aanwezig? Dan moet u wegen welk element de doorslag geeft. Verschillende rechterlijke uitspraken kunnen uw weging onderbouwen, ook wanneer deze van vóór de invoering van deze nieuwe wet zijn. De wet legt bestaande rechtspraak vast en beoogt zo duidelijkheid te scheppen.
Ook wordt een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst ingevoerd. Laat u arbeidskrachten werkzaamheden verrichten tegen een tarief van € 36 of minder? Dan kan de arbeidskracht stellen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het is dan aan u om te bewijzen dat dit niet het geval is. Is een arbeidskracht bij u in dienst? Dan moet u premies voor de sociale zekerheid afdragen. Daarnaast kunnen verplichtingen gelden voor pensioen, arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. De bedoeling is dat deze wetgeving per 1 juli 2026 ingaat, zonder overgangsrecht.
Beoordeel elke arbeidsrelatie individueel: stuurt u werkinhoudelijk aan en werkt de arbeidskracht voor eigen rekening en risico? Leg uw afwegingen goed vast. Schakel bij twijfel altijd een adviseur in om u behulpzaam te zijn bij uw overwegingen.
Let op!
Contractuele afspraken komen niet altijd overeen met hoe in de praktijk wordt gewerkt. De uitvoering van de werkzaamheden in de praktijk is doorslaggevend.
Werkt u met zelfstandigen?
Controleer goed welke afspraken u met hen heeft gemaakt en hoe u dit heeft vastgelegd. Zorg ervoor dat de gemaakte afspraken op papier daadwerkelijk aansluiten bij de praktijk. Wilt u voorkomen dat opdrachtnemers als werknemer worden aangemerkt, denk dan aan zaken zoals:
– een beding dat de zzp’er eigen verzekeringen afsluit (waaronder een aansprakelijkheidsverzekering);
– geef ruimte aan zzp’ers om voor andere opdrachtgevers te werken;
– laat de zzp’er zelf factureren;
– zorg dat de zzp’er zelf verantwoordelijk is voor zijn scholing en opleiding;
– geef de zzp’er de vrijheid om zich te laten vervangen;
– zorg dat zzp’ers zo min mogelijk lijken op werknemers, door ze bijvoorbeeld niet te laten deelnemen aan personeelsuitjes en ze geen kerstpakket te geven.
4.3 Voorkom bijtelling fiets van de zaak
Stelt u aan medewerkers een zakelijke fiets ter beschikking die zij voor privédoeleinden kunnen gebruiken, dan krijgen zij te maken met een bijtelling van 7% per jaar. Een fiets telt als privé als deze ook (deels) voor woon-werkverkeer wordt gebruikt.
Nieuw is dat deze bijtelling onder voorwaarden vervalt als de fiets niet structureel thuis wordt gestald. Dit kan interessant zijn voor medewerkers die een (nieuwe) fiets van de zaak hebben of overwegen. De vrijstelling geldt bijvoorbeeld voor:
De bijtelling van 7% blijft wel van toepassing als iemand tijdens de rit naar huis omrijdt voor een privéboodschap. Voor deelfietsen die niet mee naar huis gaan maar wel privé worden gebruikt, bijvoorbeeld omfietsen voor een boodschap, geldt deze uitzondering ook.
Let op!
Deze regeling werkt terug tot 1 januari 2020. Bijtelling sinds die datum kan worden gecorrigeerd als de fiets niet structureel thuis is gestald en deze alleen voor (een deel van) het woon-werkverkeer is gebruikt.
Tip!
Ook als dga – u bent immers werknemer bij uw bv – kunt u gebruikmaken van deze regeling.
4.4 Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling
Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2026 wil vergoeden dan wel verstrekken nog in 2025 kunnen worden vergoed of verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaalt u hem terug, bij ‘verstrekken’ koopt u de zaak en geeft u deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2025 over is door te schuiven naar 2026.
Dreigt u dit jaar de vrije ruimte te overschrijden, overweeg dan het verschaffen van vergoedingen en verstrekkingen uit te stellen tot 2026. Dit is uiteraard alleen voordelig als u in 2026 naar verwachting binnen de vrije ruimte blijft. Per 1 januari 2026 gaat het percentage over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom omhoog van 2 naar 2,16%. Over de fiscale loonsom vanaf € 400.000 blijft het percentage van de vrije ruimte ongewijzigd, namelijk 1,18%.
Tip!
Geef bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket eens een nieuwjaarsgeschenk. En een bedrijfsfeestje is begin 2026 misschien net zo gezellig als eind 2025. Omdat deze verstrekkingen dan in 2026 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2026. Het kan bij een dreigende overschrijding ook aantrekkelijk zijn om de kerstborrel op de eigen werkvloer te houden, omdat er dan sprake is van een nihilwaardering die geen gevolgen voor de vrije ruimte heeft. Gaat de borrel binnenshuis gepaard met een maaltijd, dan komt voor de maaltijd wel het forfaitaire bedrag van € 3,95 per werknemer ten laste van de vrije ruimte (mits u dat aanwijst als eindheffingsbestanddeel). Nodigt u ook de partners van de werknemers uit voor het kerstdiner? Dan moet u voor die partners ook € 3,95 rekenen.
Houd rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit betekent dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het betekent echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht.
Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als u die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%. De doelmatigheidsgrens van € 2.400 is niet aan de orde als een vergoeding of verstrekking gebruikelijk is. Dan is er immers geen twijfel. Dit geldt eveneens als voor een vergoeding een gerichte vrijstelling geldt, zoals € 0,23/km voor zakelijke reiskosten. Verder kan de doelmatigheidsgrens worden gebruikt tot het genoemde bedrag van € 2.400. Bij een vergoeding of verstrekking boven dit bedrag kan alleen het meerdere niet in de WKR worden ondergebracht. Bij bijvoorbeeld een bonus van € 3.000 zal over € 600 belasting moeten worden betaald door de werknemer.
Tip!
Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar. Dit is niet mogelijk als u gebruikmaakt van een betalingsregeling in het kader van het bijzonder uitstel van betaling voor coronaschulden. De extra betaling kan dan worden aangemerkt als bonus waarvoor een verbod geldt.
4.5 Wijzigingen 30%-regeling vanaf 2026 en 2027
Werknemers die van buiten Nederland worden geworven om in Nederland te komen werken, maken veel dubbele kosten (zogenaamde extraterritoriale kosten). Onder voorwaarden mag een werkgever deze kosten onbelast vergoeden. Dat mag op declaratiebasis, waarbij dus de werkelijke (kwalificerende) kosten worden vergoed. Makkelijker (en vaak voordeliger) is het om standaard 30% van de totale beloning onbelast te vergoeden (zonder nader bewijs). De afgelopen jaren zijn veel buitenlandse werknemers in Nederland aan de slag gegaan met deze 30%-regeling.
Vanaf 2025 zou de maatregel worden afgebouwd, maar het kabinet heeft het oorspronkelijke voorstel gewijzigd. De maximale onbelaste vergoeding wordt per 1 januari 2027 op een constant forfait van 27% gesteld. In 2026 geldt voor alle naar Nederland gekomen werknemers nog het percentage van 30. Verder wordt de salarisnorm vanaf 2027 verhoogd van € 46.107 (bedrag in 2024) naar € 50.436. De salarisnorm voor naar Nederland gekomen werknemers jonger dan 30 jaar met een mastergraad wordt verhoogd van € 35.048 (bedrag in 2024) naar € 38.338.
Let op!
Voor werknemers die al vóór 2024 de 30%-regeling toepasten, geldt gedurende de gehele looptijd het percentage van 30. Daarnaast blijft voor hen de oude (geïndexeerde) inkomensnorm gelden. Zij worden dus niet vanaf 2027 geconfronteerd met 27% en een hogere salarisnorm.
Maakt u geen gebruik van het forfait, maar vergoedt u de werkelijke extraterritoriale kosten? Dan verandert er ook iets vanaf 2026. Vanaf 1 januari 2026 worden twee kostensoorten namelijk uitgesloten van belastingvrije vergoeding:
Deze versobering geldt alleen voor ingekomen werknemers die tijdelijk in Nederland werken en niet onder de forfaitaire regeling vallen. U mag vanaf 2026 de genoemde kosten dus niet langer onbelast vergoeden aan buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland werkzaam zijn. Dit kan leiden tot een lager nettoloon voor deze werknemers en mogelijk tot een verminderde aantrekkelijkheid van Nederland als werkland. De gemiddelde daling van het nettoloon wordt geschat op € 85 over een werkperiode van 18 weken (€ 20 per maand). De versobering geldt niet voor uitgezonden werknemers.
Tip!
Controleer tijdig welke werknemers onder deze regeling vallen en welke kosten worden vergoed. Pas de vergoedingsstructuur aan vóór 1 januari 2026 om fiscale risico’s te vermijden.
Let op!
Houd rekening met mogelijke toename van bezwaarprocedures en extra toezicht door de Belastingdienst. Zorg voor duidelijke afspraken en documentatie over vergoedingen om discussies te voorkomen.
Werknemers die de 30%-regeling toepassen, mochten er in box 2 en box 3 van de inkomstenbelasting voor kiezen te worden behandeld als buitenlands belastingplichtige. Dat is vaak voordelig, omdat dan in Nederland slechts beperkt belasting wordt betaald. Deze regeling is beëindigd per 2025. Dat betekent dat personen die de 30%-regeling toepassen gewoon volledig belasting moeten betalen in box 2 en box 3. Expats die vóór 1 januari 2024 gebruikmaakten van de 30%-regeling, konden via een overgangsregeling nog tot en met 31 december 2026 kiezen voor partiële buitenlandse belastingplicht. Deze overgangsregeling komt nu definitief ten einde. Vanaf 2027 worden alle expats volledig als binnenlands belastingplichtige aangemerkt. Dit betekent dat ook inkomsten uit box 2 (aanmerkelijk belang) en box 3 (vermogen) in Nederland belast gaan worden.
Let op!
Vraag de 30% aan binnen vier maanden na indiensttreding, zodat de regeling met terugwerkende kracht tot de start van de dienstbetrekking mag worden toegepast. Vraagt u de regeling later aan, dan bestaat geen recht op terugwerkende kracht en mag de regeling pas worden toegepast vanaf de eerste dag van de maand na de maand waarin de aanvraag is gedaan.
Tip!
Bij wisseling van werkgever bestaat recht op continuering van de 30%-regeling. Tussen beide dienstbetrekkingen moet dan minder dan drie maanden zitten. Ook kan continuering binnen vier maanden na de start van de nieuwe dienstbetrekking worden aangevraagd.
Ook voor uitgezonden werknemers
Vanaf 2027 wijzigt de 30%-regeling ook voor uitgezonden werknemers. Vanaf die datum kunt u niet meer 30% van het loon – inclusief de vergoeding – gericht vrijgesteld vergoeden aan uitgezonden werknemers maar 27%. Er komt geen overgangsregeling. Dus ook aan werknemers die al vóór 2027 zijn uitgezonden, kunt u vanaf 2027 nog maar 27% in plaats van 30% gericht vrijgesteld vergoeden.